‘Waar andere organisaties stoppen, gaan wij dóór!’
Robin Davies is 36 en werkt als verpleegkundige, teamcoördinator en aanmeldfunctionaris bij FACT Jeugd en Gezin in Rotterdam. In zijn functie begeleidt hij jongeren tussen de 12 en 23 jaar bij wie sprake is van verschillende soorten problematiek. Hij zoekt graag verbinding met de jongeren met wie hij werkt, en doet dat op eigen wijze. “Voor mij hoeft het niet altijd serieus te zijn.”
Verbinding krijgen
Jongeren met autisme, eetstoornissen, angstklachten of een bipolaire stoornis; Robin ziet dagelijks de meest complexe problematiek voorbijkomen. Als aanmeldcoördinator behandelt hij aanmeldingen die via verwijzers (o.a. jeugdzorg, huisarts of andere ggz-organisaties) binnenkomen. In alle gevallen gaat het om kinderen en jongeren die niet slechts één probleem hebben. En dat maakt het werk ook zo interessant, vindt Robin, die zelf voornamelijk kinderen onder de 18 bij staat. “Deze kinderen staan aan het begin van hun behandeling. Vaak zien we dat hoe langer iemand behandeld wordt, hoe lastiger het is om een band te creëren. Over het algemeen kan ik mijn cliënten nog redelijk ‘sturen’ en lukt het me om verbinding te krijgen. Ik heb een bepaalde manier van contact zoeken die over het algemeen goed werkt. Ik ben direct, maar van mij hoeft het contact niet altijd serieus te zijn. Dat helpt om deze jongeren vertrouwd te maken met de hulpverlening.”
Terug in de schoolbanken
Meestal bouwt Robin redelijk snel een vertrouwensband met een jongere op, maar soms kan het ook een hele tijd duren. Robin: “Om een voorbeeld te geven: ik begeleid momenteel een jongen van 16, die bij ons in beeld kwam toen hij 14 was. Hij veroorzaakte in zijn thuissituatie veel problemen. Hij zorgde voor ruzies en weigerde naar school te gaan. Toen wij twee jaar geleden bij het gezin betrokken werden, was er door het wijkteam ook nét een coach ingezet, waardoor wij een beetje buitenspel werden gezet. Toen de coach korte tijd later werd wegbezuinigd kwam ik in een situatie terecht waarin ik écht niet gewild was. Zeker niet omdat ik aandrong op starten met school; de jongen wilde het contact niet met mij aangaan. Toch bleef ik hem eens per twee weken bezoeken. Na een tijdje ging dat toch opeens beter.
Ik ging het gesprek met hem en zijn ouders opnieuw aan en vertelde dat ik er niet voor had gekozen om de coach eruit te zetten, maar dat het wijkteam die beslissing had genomen. Ik mocht er toen tóch voor hem zijn.
Elke dag trots
We zijn dingen gaan ondernemen (exposure-therapie) en het lukte me om hem terug de schoolbanken in te krijgen. Hij heeft nu, twee jaar later, een baantje en doet dingen die een normale tiener ook doet. In mei doet hij zelfs examen! Van een bijna niet werkbare situatie heb ik nu een goede band met de jongen en zijn gezin. Voor mij een goede casus, maar het belangrijkste is dat het met de jongen goed gaat. Binnenkort nemen we afscheid en dragen we hem weer over aan het wijkteam, POH GGZ of maatschappelijk werk. Waar andere organisaties soms stoppen, gaan wij dóór. Dat maakt mij elke dag weer trots.”